Het pompen van water is een techniek die al eeuwenoud is. Al duizenden jaren geleden was de mensheid bezig om vloeistoffen, in het bijzonder water, te transporteren naar een hoger niveau. Het water werd onder andere gebruikt voor het irrigeren van velden als voor het vullen van grachten. In deze blog gaan we je meer vertellen over de geschiedenis van het waterpompen.

Al sinds de prehistorie zijn onze voorouders bezig geweest met het vervoeren van water. In de prehistorische tijd kwamen ze er al snel achter om aarden potten te vormen naar troggen. De eerste stap voor de kruik was gezet. Vervolgens werden er meerder kruiken aan een ketting gehangen. Later kwamen ze er achter dat het handiger was om de kruiken aan een wiel te hangen. Met behulp van menselijke kracht werd het wiel in zijn werking gezet waardoor er water uit een bron gehaald kon worden. Dit bespaarde de mens vroeger veel tijd en moeite. Uit archeologische vondsten blijkt dat deze methode niet op 1 plaats gebruikt werd maar op meerdere in de wereld. Zo maakte Egypte gebruik van een wiel met emmers en deden de Chinezen precies hetzelfde. Beide bevolkingsgroepen deden dit al zo 1000 jaar voor christus.

Een van de bekendste Griekse wetenschappers uit de oudheid genaamd Archimedes beschreef een methode hoe het draaien van een spiraal in een buis water omhoog zou kunnen transporteren. Zijn theorie werd pas enkele honderden jaren later toegepast.

Pas enkele duizenden jaren later kwam er een nieuwe grote ontwikkeling op het gebied van de waterpomp. In 1724 kwam Jacob Leupold met het idee om gebogen buizen in het rad te bouwen. Door het draaien van het wiel werd het water naar de middenas van het wiel geleid.  Het water vormde tegelijker tijd een vorm van opvoerinstallatie waardoor het rat vanzelf bleef draaien.